zaterdag 16 januari 2010

Jip en Janneke









Een sneeuwman met een bezem
(door annie m.g. Schmidt, uit Jip en Janneke)




Vader, hoe maak je een sneeuwman? Vraagt Jip.
Ik zal jullie helpen, zegt vader.
Hij haalt een schop uit de schuur.En Jip krijgt een klein schopje. En Janneke ook.
En dan werken zij heel hard.
Koud, zegt Janneke. Mijn handen prikken.
Dat gaat wel over, zegt vader. Hard werken.
Eindelijk is de sneeuwman klaar.
Hij heeft een hoed op. En hij heeft een bezem. En een oranje neus. Want zijn neus is een winterpeen.
Dag man, zegt Janneke. Maar de man zegt niets.
Als je van sneeuw bent zeg je niet veel.
Moeder, roept Jip, kom eens kijken. En moeder komt kijken.
Wat een grote witte man, zegt zij. Ik ben er bang voor.
Hu, straks bijt hij.
Janneke moet erom lachen.

En dan gaat zij op het sleetje zitten.
Jip moet trekken. Ze gaan de helling op.
Het is erg zwaar voor Jip. En het is zo glad.
Boem, daar valt hij. En het sleetje gaat achteruit, met een vaart.
En Jip wordt meegetrokken, op zijn buik naar beneden.







Nog eens roept Janneke.Het is zo fijn, dat er sneeuw ligt. Ze glijden de hele dag.






Maar de volgende morgen is het allemaal weg. De grond is weer zwart.
Het regent. Jip en Janneke gaan naar de sneeuwman kijken.
Het is alleen nog maar een vies hoopje. En de hoed ligt op de grond.
De neus ook. Arme sneeuwman.

Vraag over Jip en Janneke:
Zijn Jip en Janneke:
O een tweeling
O broer en zus
O buurjongen en buurmeisje

KLEURPLAAT SNEEUWMAN